Iuvenescit Ecclesia
Inleiding
De gaven van de Heilige Geest in de Kerk op zending
1. De Kerk verjongt krachtens het Evangelie en de Geest vernieuwt haar voortdurend door haar op te bouwen en te geleiden “door de verscheidenheid van de hiërarchische en charismatische gaven” [1]. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft herhaaldelijk het wonderbaarlijke werk van de Heilige Geest benadrukt, die het Volk van God heiligt, leidt, tooit met deugden en verrijkt met bijzondere genadegaven voor de opbouw ervan. De werkzaamheid van de goddelijke Parakleet in de Kerk is veelvormig, zoals de vaders graag naar voren brengen. De heilige Johannes Chrysostomus schrijft: “Welke genadegaven die ons heil bewerken, zijn ons niet in rijke mate geschonken door de Heilige Geest? Door middel van Hem worden wij bevrijd van de slavernij en tot vrijheid geroepen, worden wij gebracht tot de aanname tot kinderen en, om zo te zeggen, opnieuw gevormd na de drukkende en gehate last van de zonden te hebben afgelegd. Door de Heilige Geest zien wij vergaderingen van priesters en hebben wij scharen kerkleraren; uit deze bron komen geschenken van openbaringen, genadegaven van genezingen en al de andere charisma’s voort die de Kerk van God sieren” [2]. Dankzij het leven zelf van de Kerk, de talrijke bijdragen van het leergezag en het theologisch onderzoek is op gelukkige wijze het bewustzijn gegroeid van een veelvormige werkzaamheid van de Heilige Geest in de Kerk door zo een bijzondere belangstelling te wekken voor de charismatische gaven waarmee het Volk van God wordt verrijkt voor het vervullen van haar zending.
De taak om doeltreffend het Evangelie mee te delen blijft bijzonder dringend in onze tijd. De Heilige Vader Franciscus herinnert er in zijn apostolische exhortatie Evangelii Gaudium aan dat “als iets ons heilig moet verontrusten en ons geweten zorgen moet baren, het dan een feit is dat zovelen van onze broeders en zusters zonder de kracht, het licht en de troost van de vriendschap met Jezus Christus leven, zonder een geloofsgemeenschap die hen ontvangt, zonder een horizon van zin en leven” [3]. De uitnodiging een Kerk te zijn “die erop uitgaat” leidt ertoe heel het christelijk leven te herlezen in het licht van de zending [4]. De taak van evangeliseren betreft alle terreinen van de Kerk: de gewone pastoraal, de verkondiging aan hen die het christelijk geloof hebben verlaten, en in het bijzonder aan hen die het Evangelie van Jezus nooit heeft bereikt of het altijd hebben afgewezen. [5] Bij deze onontbeerlijke taak van nieuwe evangelisatie is het meer dan ooit noodzakelijk de talrijke charisma’s te erkennen en op hun juiste waarde te schatten die het geloofsleven van het Volk van God opwekken en voeden.
De veelvormige kerkelijke verenigingen
2. Zowel vóór als na het Tweede Vaticaans Concilie zijn er talrijke kerkelijke verenigingen ontstaan die een grote bron vormen voor de vernieuwing van de Kerk en de noodzakelijke “pastorale en missionaire bekering” [6] van heel het kerkelijke leven. Bij de waarde en de rijkdom van alle traditionele, door bijzondere doeleinden gekenmerkte vormen van organisatie, voegen zich evenals die van de Instituten van Gewijd Leven en de Sociëteiten van Apostolisch Leven, ook recentere vormen die kunnen worden omschreven als verenigingen van gelovigen, kerkelijke bewegingen en nieuwe gemeenschappen, waarbij onderhavig document blijft stilstaan. Zij kunnen niet eenvoudigweg worden begrepen als een zich vrijwillig zich verenigen van personen om een bijzonder doel van religieuze of maatschappelijke aard na te streven. Het karakter van “beweging” onderscheidt hen in het kerkelijke panorama als sterk dynamische groeperingen die in staat zijn een bijzondere aantrekkingskracht voor het Evangelie op te wekken en een voorstel van christelijk leven aan de hand te doen dat ernaar streeft globaal te zijn door ieder aspect van het menselijk bestaan te omvatten. Het zich verenigen van gelovigen als een intens delen van het bestaan om het geloofsleven, de hoop en de liefde te doen groeien brengt goed de kerkelijke dynamiek tot uitdrukking als mysterie van gemeenschap voor de zending en manifesteert zich als een teken van eenheid van de Kerk in Christus. In die zin streven deze kerkelijke verenigingen, voortgekomen uit een gedeeld charisma, ernaar als doel “het algemeen apostolaat van de Kerk” [7] te hebben. In dit perspectief stellen verenigingen van gelovigen, kerkelijke bewegingen en nieuwe gemeenschappen vernieuwde vormen voor van het volgen van Christus: hierin kunnen de communio cum Deo en de communio fidelium worden verdiept door in de nieuwe maatschappelijke contexten de aantrekkingskracht van de ontmoeting met de Heer Jezus en de schoonheid van het christelijk bestaan, dat in zijn totaliteit wordt beleefd, in te brengen. In deze werkelijkheden komt ook een bijzondere vorm van zending en getuigenis tot uitdrukking, die erop is gericht zowel een levend bewustzijn van de eigen christelijke roeping als vaste wegen van christelijke vorming en trajecten van evangelische vervolmaking te begunstigen en te ontwikkelen. Aan deze vormen van vereniging kunnen al naar gelang de verschillende charisma’s gelovigen met een verschillende levensstatus deelnemen (leken, gewijde bedienaren en Godgewijde personen) en zo laten zij de veelvoudige rijkdom van de kerkelijke gemeenschap zien. Het sterke verenigende vermogen van die groeperingen is een veel betekenend getuigenis van hoe de Kerk niet groeit “door prosilitisme”, maar “door aantrekkingskracht” [8].
Toen Johannes Paulus II zich richtte tot de vertegenwoordigers van de bewegingen en de nieuwe gemeenschappen, herkende hij in hen een “providentieel antwoord” [9], opgewekt door de Heilige Geest met het oog op de noodzaak het Evangelie op overtuigende wijze in heel de wereld te verkondigen, gelet op de grote processen van verandering die op wereldniveau aan de gang zijn en vaak worden gekenmerkt door een sterk geseculariseerde cultuur. Dit zuurdeeg van de Geest heeft in de Kerk een onverwachte en soms zelfs explosieve nieuwheid gebracht” [10]. Dezelfde Paus heeft eraan herinnerd dat voor al deze kerkelijke verenigingen de tijd van “kerkelijke rijping” opengaat, die hun volle waardering en invoeging “in de lokale Kerken en de parochies” met zich meebrengt, “steeds in verbondenheid met de herders en aandachtig lettend op hun aanwijzingen” [11]. Deze nieuwe verenigingen, voor het bestaan waarvan het hart van de Kerk vol vreugde en dankbaarheid is, zijn geroepen op positieve wijze om te gaan met al de andere, in het kerkelijk leven aanwezige gaven.
Doel van onderhavig document
3. De Congregatie voor de Geloofsleer wil met onderhavig document in het licht van de relatie tussen hiërarchische en charismatische gaven herinneren aan de theologische en ecclesiologische elementen waarvan het begrip een vruchtbare en geordende deelname van de nieuwe verenigingen aan de gemeenschap en de zending van de Kerk kan bevorderen. Daarom worden vóór alles enkele fundamentele elementen naar voren gebracht van zowel de leer over de charisma’s, zoals die wordt uiteengezet in het Nieuwe Testament, als van de reflectie van het leergezag betreffende deze nieuwe verenigingen. Vervolgens worden, uitgaande van enkele principes van systematische theologische orde, samen met enkele criteria voor de onderscheiding van de nieuwe kerkelijke verenigingen elementen aangereikt betreffende de eigenschappen van hiërarchische en charismatische gaven.
(...)
Onderstaande werkvertaling is overgenomen uit rkdocumenten.nl